Materiaal:
Het vlechten is al een heel oud ambacht. Ongeveer 5000 jaar voor Christus werden wilgen al gebruikt voor het maken van hutten. Maar door de tijd heen werden wilgen steeds meer verwerkt in gebruiksvoorwerpen. Denk bijvoorbeeld aan manden, fuiken of afscheidingen. In Nederland komen verschillende soorten voor. Bij het vlechten wordt vaak het soort Belgisch rood of Frans geel gebruikt. Op de onderstaande foto's is links Belgisch rood (de Salix fragilis) te zien en rechts een bitterwilg (de Salix purpurea).
De wilgenstekken worden bij de aanplant kort bij elkaar gezet, zodat de twijgen mooi omhoog kunnen groeien. Het eenjarige hout wordt gebruikt voor het fijne vlechtwerk, zoals manden. Het zwaardere hout wat enkele jaren oud is kan gebruikt worden voor bijvoorbeeld tuinschermen.
Het eenjarige hout wordt aan het einde van het seizoen, als het blad is gevallen, geoogst. Na het oogsten hou je kleine stobben over die het jaar later weer kunnen uitgroeien. De oogst gaat met behulp van een teenmes, dat is een krom en scherp mes. De takken worden daarna op lengte gesorteerd en gedroogd. Je kunt ook met verse wilgen vlechten, maar als de wilgen gaan opdrogen wordt het vlechtwerk "los" van structuur. Het is dus beter om de wilgen te laten drogen.
Tijdens de periode dat de wilgen drogen krijgen ze hun uiteindelijke kleur, rood, bruin en groen. Om andere "kleuren" te krijgen kun je de twijgen schillen of koken en daarna schillen. Deze vorm van geschilde teen is de buffteen. Deze teen heeft een hele mooie lichtbruine kleur.
Als je gedroogde tenen wilt gebruiken om te vlechten, moet je ze eerst een periode weken in het water. Geschilde tenen zijn na enkele uren al te gebruiken terwijl een ongeschilde teen langer moet weken. Van enkele dagen tot enkele weken. Deze tijd is afhankelijk van de lengte van de twijg.